Tip 1: Praat liever over jezelf dan over de ander
Laat de ander weten hoe jíj tegen de situatie aankijkt, wat jij wilt, waar jij last van hebt, wat jouw belang is.
Dus ik-boodschappen i.p.v. jij-boodschappen:
Niet: “Je moet niet steeds door me heen zitten kletsen!”
Wel: “Ik zou willen dat je even je mond houdt terwijl ik praat, dan kan ik me beter concentreren.”
Niet: “Jullie moeten eens wat rustiger binnenkomen.”
Wel: “Ik begrijp best dat jullie zoveel energie hebben (heel graag les van mij hebben ;-)) maar zoals jullie zojuist binnenkwamen vond ik wel erg druk, daar heb ik last van!”
Tip 2: Neem liever een standpunt in dan vragen stellen
Niet: “Waarom doe je zo vervelend?” Hiermee sla je een stap over: je gaat er van uit dat jouw perceptie dé waarheid is, zonder dit te checken en bouwt daarop voort.
Wel: “Ik vind het erg vervelend zoals jij je nu gedraagt. Kun je je dat voorstellen?” of “Hoe ziet dat er voor jou uit?”
Niet: “Waarom doe je zo onverschillig?”
Wel: “Je maakt op mij een nogal onverschillige indruk. Kun je je dat voorstellen? Klopt dat? Is er iets? Of vergis ik me?”
Tip 3: Laat de ander liever over zichzelf praten dan gedachten lezen en bedoelingen interpreteren
Niet: “Jij probeert me alleen maar onderuit te halen met zo’n opmerking!”
Wel: “Wat bedoel je eigenlijk met die opmerking? Wat wil je precies zeggen?”
Niet: “Jongens, het enige dat jullie willen is mijn les te verstoren en te verstieren. Hou daar nou eens mee op!”
Wel: “Op deze manier kan ik moeilijk les geven. Ik wil vandaag toch graag …… behandelen. Maar vertel eerst eens wat er precies aan de hand is.”
Tip 4: Wees éénduidig: Zorg dat wat je zegt en wat je doet overeenstemt
Jij als docent: “Ik wil niet dat je door me heen praat”
Vervolgens praat je door het geroezemoes van de klas heen en probeert ze zelfs te overstemmen, uit angst dat het toch niet echt stil gaat worden.
“Ik wil dat je blijft zitten tot dat de bel gaat”
Vervolgens lopen leerlingen naar de deur en jij weet niet wat je daar mee moet, je laat het gebeuren.
De klas kan dan al snel denken: “Deze slag is ons! Ze zegt het één, maar doet iets anders.”
Wees dus óf zorgvuldiger in je eisen: zorg dat ze haalbaar zijn, óf eis dat ze zich 100% houden aan jouw regels!
Tip 5: Zorg dat je ‘verbale’ en ‘non-verbale’ boodschap met elkaar overeen stemmen
“Hou daar eens mee op!” met een vlak gezicht of zelfs glimlachend komt niet goed over!
Je boodschap wordt al véél duidelijker als je daar een passend streng gezicht bij trekt.
Enig acteertalent is soms gewenst, het gaat immers om het effect!
Nóg effectiever is natuurlijk de ‘ik-boodschap’ van Tip 1: “ik vind het vervelend (jouw gevoel) dat jullie steeds met elkaar praten (hun gedrag), daardoor kan ik me niet goed concentreren (gevolg van hun gedrag op jou) en worden anderen ook afgeleid. Ik wil graag dat je daarmee ophoudt! (gewenst gedrag)”
Tip 6: Wees niet te voorzichtig, stel eisen
Begrip tonen voor de individuele leerling of de hele klas is altijd goed. Je kunt daardoor krediet winnen, beter afstemmen en je programma aanpassen.
Toch kan het ook een valkuil zijn en je weerhouden van het stellen van eisen:
“Jongens (en meisjes), jullie hebben net gym gehad, het is vrijdagmiddag, vanavond is de avond4daagse, er is gisteren iets heel naars gebeurd met …, ik begrijp dat jullie daar erg mee bezig zijn. Ik wil daar best 10 minuten voor inruimen om erover te praten (of stoom af te blazen) maar daarna gaan we toch echt bezig met het mooiste vak van deze school namelijk: . . . . . ”
Wees dan ook helder, hou de tijd in de gaten en stel naast het begrip ook de eis van aandacht voor jouw les!
Tip 7: Spreek liever je concrete gevoel uit i.p.v. generaliseren
“Jullie luisteren gewoon niet.” (= generaliseren)
Alternatief : “Ik vind het stomvervelend dat een aantal van jullie niet luisteren naar mijn instructie.
Dit is belangrijk en ik ben bang dat ik straks het hele verhaal nog een keer kan houden als het voor een paar niet duidelijk is.”
“Iedereen roept maar wat.” (=generaliseren)
Alternatief : “Ik ben heel blij dat jullie zo enthousiast zijn. Alleen erger ik me aan dat geroep van sommigen van jullie.”
Tip 8: Beschrijf je eigen gevoel i.p.v. de ander te definiëren
“Je zit alleen maar naar buiten te kijken. Het interesseert je blijkbaar niets.” (=definiëren van de leerling)
Alternatief : “Ik zou het fijn vinden als jij ook naar mijn uitleg zou luisteren.”
“Je hebt alweer je huiswerk niet gemaakt. (=definiëren van de leerling)
Alternatief : “Ik maak me zorgen over je werkhouding. Ik ben bang dat je het op deze manier niet gaat redden.”
Tip 9: Onderzoek wat wél mogelijk is i.p.v. het onmogelijke eisen
Eisen te stellen aan een klas en aan leerlingen is prima. Niveau bewaken en stimuleren.
Aan de andere kant is het goed om na te gaan of dát wat je verlangt ook haalbaar is.
Niemand heeft baat bij mislukkingen en teleurstellingen.
Dus soms een tandje lager, afstemmen.
Op andere momenten kun je je eisen weer opschroeven.
Tip 10: Zeg wat je doet en doe wat je zegt
Laat je dus niet verleiden tot loze beloftes en heb je iets beloofd, maak het dan waar.
Tip 11: Expliciteer!
Wanneer je iets als bekend veronderstelt kan dat ook onterecht zijn.
Dan komt het een heldere communicatie niet ten goede:
“Je weet best wel wat ik bedoel . . . ”
“Hou je maar niet van de domme.”
Meestal is het een kleine moeite om wél te zeggen wat je wél bedoelt.
Tip 12: Laat merken dat de boodschap is overgekomen.
Soms is een knikje of “hm” voldoende, pas dán is de boodschap rond.
In communicatietermen heet dat een ontvangstbevestiging.
Wat kan het vervelend zijn als je tegen een leerling praat en hij kijkt je aan alsof hij oordopjes in heeft.
Maar ook leerlingen vinden het prettig als je als docent even laat merken dat je ze gehoord hebt.
Tip 13: Probeer de ander oprecht te begrijpen.
Zet je eigen oordeel en visie tijdelijk opzij.
Duik in de belevingswereld van de ander en luister écht, dat is iets anders dan gedachtelezen.
Tip 14: Check of je de boodschap hebt begrepen. Dat kan door herhalen:
“Bij natuurkunde begrijp ik nooit een bal van de uitleg!”
“Dus je begrijpt de uitleg bij natuurkunde niet.”
Probeer daarbij elke eigen interpretatie achterwege te laten.
Tip 15: Check of je de boodschap hebt begrepen. Dat kan door parafraseren:
Hierbij check je wél je eigen interpretatie door te herhalen in je eigen bewoordingen en af te sluiten met een vraagteken:
“Hoezo uitleg? Dat doet ze alleen voor die slimbo’s. En thuis begrijp ik er weer niets van, dan klap ik m’n boek en schrift snel weer dicht. En als ik in de klas mijn vinger opsteek . . . , dat ziet ze niet eens . . . Hoezo huiswerk niet af . . . ”
“Ok, dus als ik je goed begrijp wil je de uitleg bij natuurkunde wél snappen, maar dat lukt vaak niet en heb je ook niet het idee dat je met je vragen bij de docente terecht kan. Klopt dat?