Fasen in de ontwikkeling van een docent

Een kwart van de  startende docenten is na een paar jaar uit het onderwijs verdwenen. Zonde en kapitaalvernietiging. Lees het boek of de interviews maar die vorige week verschenen met meester Mark ( ‘Meester Mark draait door‘) en je vraagt je vertwijfeld af; wat gebeurt hier?

Gerwin van der Werf beschrijft vandaag in een mooie column in Trouw zijn eerste jaar als muziekdocent in het VMBO, hoe hij te meegaand, te onzeker, op het bange af was. ‘Met leerdoelen was ik niet zo bezig.’ En: ‘Zelden ben ik eenzamer geweest dan dat jaar. Ik heb het jaar afgemaakt op die school, en ben toen weggegaan. Ik leek op meester Mark, denk ik. Een verschil: ik gaf het niet op. Ik begon opnieuw, op de school waar ik nu werk. Ergens opnieuw beginnen is soms een beter idee dan stoppen.’ Zijn conclusie: ‘In je eerste jaar voel je je de grootste klungel aller tijden en ben je voortdurend uitgeput. In je tweede ook nog. En het derde. Daarna gaat het beter.

In mijn begeleiding van docenten speelt de fase van hun loopbaan een belangrijke rol. Startende docenten vertel ik dat het ongeveer vijf jaar (ja, vijf jaar!) duurt voordat je een professionele docent bent. Vaak lucht dat enorm op. Als je van school die tijd ook krijgt met daarnaast coaching, draagt dat enorm bij aan het zelfvertrouwen en je professionele ontwikkeling als docent.  Niet onbelangrijk; het scheelt de school geld.

Voor docenten die wat verder in hun loopbaan zijn, spelen soms andere problemen. Hieronder een korte samenvatting uit het boek  ‘Begeleiding van beginnende docenten’ door J.C. Vonk.  Hij benoemt 4 fasen in de professionele ontwikkeling van docenten:

1. De drempelperiode

Het eerste dienstjaar. Het handelen is voornamelijk gericht op overleven en het inwerken in de diverse aspecten van het beroep. Ook ben je in deze fase erg gericht op erkenning van je rol van onderwijsgevende door leerlingen, collega’s en directie. Problemen die kunnen voorkomen tijdens deze periode: orde, organisatie van onderwijs- en leeractiviteiten, leerstof en leermaterialen, motivatie van leerlingen, omgaan met verschillen tussen leerlingen, toetsing, relatie met ouders, omgaan met leerlingen die probleemgedrag vertonen.

Ervaren docenten die in een nieuwe werkomgeving terecht komen ondervinden soortgelijke problemen, maar zijn door hun ervaring meestal in staat deze snel en adequaat op te lossen. De begeleiding die je in deze fase als docent nodig hebt is een persoonlijke mentor die je wegwijs maakt in de school, inwijdt in de schoolregels (geschreven en ongeschreven, dit kan iemand zijn binnen je sectie. Daarnaast is regelmatig bezoek van een docentcoach die je pedagogisch-didactisch ondersteunt van belang. Ook video-opnames kunnen goed helpen om je als docent zicht te laten krijgen op je eigen handelen. Intervisie en supervisie worden als steunend ervaren.

2. De ingroeiperiode

Het inwerken is achter de rug. Je hebt een heel jaar lesgegeven met een bepaalde methode en je hebt al een zekere naam en faam opgebouwd. Die faam kan negatief zijn als er veel ordeproblemen waren. Ze zeggen dan wel eens dat je pas na drie of vier jaar (als er weer een nieuwe lichting leerlingen is) echt opnieuw kunt beginnen. Of je kunt van school veranderen zoals Gerwin van der Werf deed.

Na het eerste jaar is er de ruimte om je te richten op verbetering en/of de uitbreiding van het handelingsrepertoire. Veel docenten staan juist in deze periode van hun beroepsloopbaan open voor nascholingsactiviteiten. Ze weten vaak goed wat ze willen leren en willen ook graag leren! Daarnaast zie je dat een aantal docenten angstvallig vasthoudt aan eenmaal verworven inzichten en vaardigheden. Zij staan niet of nauwelijks open voor veranderingen omdat zij de gevoelens van onzekerheid als gevolg van het mogelijkerwijs opnieuw ontstaan van ordeproblemen vrezen die in de nieuwe situatie kunnen optreden. Deze groep docenten vraagt in het kader van de begeleiding bijzondere aandacht. Vooral als er in het eerste jaar veel problemen zijn geweest. Juist dan is het belangrijk om in het tweede jaar de goede toon te zetten door meteen vanaf het begin coaching of video-training in te zetten. Ook intervisie of supervisie kan een goed middel zijn voor deze groep.

3. De tweede professionele periode en de periode van afbouw ‘Kostbaar is de wijsheid die door ervaring wordt verkregen.’ R. Ascham

Na de eerste 10 jaar in het onderwijs kun je spreken van een tweede professionele periode: In de voorgaande periode van heroriëntatie hebben de meeste leraren zich erbij neergelegd dat er geen beroepsalternatief is. Er zijn in principe twee manieren van reageren mogelijk: bitter, cynisch, pessimistisch en teleurgesteld (vastgeroest) of actief zoeken naar mogelijke nieuwe perspectieven en of uitdagingen binnen of buiten het beroep.

Het ontbreken van een beroepsalternatief wordt vaak als negatief gezien in het onderwijs. Word je leraar, dan ben je dat voor de rest van de je beroepsleven. Als je hart ligt bij het vak waarin je lesgeeft en je geniet van het lesgeven dan is het jammer dat deze professionals verloren gaan voor het onderwijs. Daarom is het van belang dat ze voor de school behouden blijven! Door goede functioneringsgesprekken en coaching kan samen gezocht worden naar een blijvende voortzetting van de loopbaan in het onderwijs. Vooral deze ervaren professionals kunnen goed ingezet worden bij de begeleiding van beginnende docenten. Van hen kan wijsheid, rust en ervaring uitgaan die juist starters zo nodig hebben.

4. Periode van afbouw van de loopbaan

In deze periode bereiden docenten zich erop voor dat zij met pensioen gaan. Voor sommigen is dat een plezierig vooruitzicht, terwijl anderen zich aan de kant geschoven kunnen voelen. Zij genieten nog volop van het lesgeven. Vervroegd uittreden behoort  inmiddels tot het verleden; docenten konden tot eind vorige eeuw door regelingen, stoppen met hun 57e (!). Veel docenten moeten nu doorwerken tot 67 of 68 jaar. Niet iedereen zit daar op te wachten. Een aantal zal het prima vinden en ook kunnen. Een aantal is het onderwijs geven moe en verlangt naar stoppen. Voor deze categorie geldt dat je als leidinggevende moet voorkomen dat zij uitgeblust of vastgeroest de laatste jaren ‘uitzitten’.

Gelukkig heb ik collega’s meegemaakt die moeite hadden met stoppen, genoten van het contact met pubers en collega’s en benieuwd bleven naar nieuwe denkbeelden. Een deel van deze docenten zou prima ingezet kunnen worden als docentcoach omdat ze een schat aan ervaring hebben. Daarnaast kan het ook heerlijk zijn dat je kunt toeleven naar een nieuwe fase. Het onderwijs brengt veel werkdruk met zich mee en dat kan een last worden naarmate je ouder wordt.

Het is goed je als docent maar ook als coach of leidinggevende te beseffen in welke fase jij of je docent zit en welke begeleiding deze fase vraagt.

 

Reacties zijn gesloten.